Karel

Details van dit toneelstuk

Bij de oogarts komt een man, de kleinzoon, met zijn grootvader. De grootvader, die een dubbelloopsgeweer over de schouder draagt, is wel erg slecht van zicht. De oogarts veronderstelt dat er een jachtongeluk heeft plaatsgevonden. De kleinzoon ontkent want grootvader moet nog gaan schieten. Intussen zoekt grootvader overal in de kamer naar iets of iemand. Grootvader zoekt 'Karel'. De oogarts meent dat Karel iets op zijn geweten heeft. Maar daar kan de kleinzoon geen antwoord op geven. Zolang grootvader geen bril heeft, w‚‚t hij dus niets van hem, maar doodschieten zal grootvader hem. Het oogonderzoek loopt op niets uit, grootvader is niet alleen kippig maar hij is ook nog analfabeet. Dan komt de kleinzoon op een idee: grootvader moet de bril van de oogarts proberen. En kijk eens aan, grootvader kan plotseling goed zien en herkent in de oogarts... Karel.